Bericht: | Foto 22: k
Uitgever onbekend 1920.
Uit: 'Hoorn in oude ansichten' (uitgegeven in 1978).
Een baantje rijden op de Oosterpoortsgracht, dit geschiedde in de winter van 1919-1920 en de dames vooraan gaan nog wat wankel van start.
De jongen rechts, met de pet, is al wat vaster op de schaats, hij rijdt tenminste met de handen in de zakken.
Hier was voorheen altijd dé ijsbaan van Hoorn en de vereniging 'IJsvermaak' had hier haar domicilie.
De gemeenteschool nummer 3 staat nog vrijwel alleen en rechts zijn de woningen aan de Draafsingel en de Johan Messchaertstraat nog niet aanwezig. De bouw hiervan dateert pas van 1922-1923.
Ook de Margrietschool is er nog niet, want op deze plaats waren het speelplein van school 3 en gedeeltelijk de tuinen van de gebroeders Visser. Later was in deze school de ulo-school, welke naam later werd gewijzigd in mavo, en sinds enige jaren heeft de school allerlei bestemmingen.
Het huis links ernaast is in 1931 gesloopt; dit was de woning van Visser.
Het pad dat er liep, het Kruitmolenpad, werd omgedoopt tot Kruitmolenstraat.
Uit: 'Vervolg op de kroniek van Velius' (uitgegeven in 1992).
1703: Op den 1 Februarij om half 10 a 10 uuren is de kruytmolen staande aan het oosteynde van het Kruytmolenpadt met een vreeselijke slag in de lugt gesprongen. In de drooginrichting van de zelve mole was een hoeveelheid van 8000 pond buskruijt, het welk de daar aanvolgende dag sou afgeleverd worden. De genoemde hoeveelheid pulver na genoeg op 't zelve ogenblik met de molen in de lugt wordende geslagen, was de oorsaak van deese allerverschrikkelijkste slag. Alle de werklieden behalven de meesterknegt en zijn huysvrouw verloren alhier jammerlijk haar leve, behalven ook nog 3 timmermansknegts, die behouden bleven. Veele huysen binnen en rondsomme de stad waren totaal geruineerd en de overige meest alle beschadigt geworden. De publicque gebouwen waaren hier door zeer gehavend, dog vooral de Groote Kerk, welke aan de noordzijde veel geleden had. De schade door dit toeval veroorsaakt werd op eenige duysende begroot. De waare oorsaak van dit toeval is nooyt ontdekt, echter is het waarschijnlijkst dat het toegekomen is, door onvoorsigtige arbeyders die tobak rookte. Daar waren ook sommige die sulks aan landverraderije toeschreven om dat men in oorlog was, dan dit is nooyt gebleeken. De heeren kerkmeesteren deeden de Groote Kerk, zo dra sulks mogelijk was, wederom herstelle en bestededen publicquelijk bij perceelen aan de minst aannemende al het metzel, glas en ijzerwerk.
|