Bericht: | Foto 40: b
Uitgever onbekend omstreeks 1925.
De Noorderkerk.
Uit: 'Ach Lieve Tijd' (uitgegeven in 1987).
De kerk lag in een eenvoudige buurt en er waren dan ook geen schitterende altaren van welgestelde gilden in te vinden. Alleen het Sint Jacobsgilde van de molenaars en het Sint Annagilde, waarin houtdraaiers, schrijnwerkers, kleermakers en borduursters waren verenigd, waren aan de kerk verbonden. Maar vanwege het mirakel met het Mariabeeld trok de kerk veel bedevaartgangers, die de kerk aanzien en inkomsten opleverden.
Omstreeks 1505 werd de kerk vergroot met een zijbeuk aan de noordzijde en in 1519 met een zijbeuk aan de zuidzijde. De vroegere zijmuren werden vervangen door pilaren.
Na de Hervorming werden ook in de Noorderkerk alle herinneringen aan het katholicisme verwijderd. De kerk kreeg een Calvinistisch interieur, met de kansel in het midden, herenbanken, een koorhek en een doophek met een koperen boog.
Zelfs in deze simpele kerk kwam de zwier van de achttiende eeuw tot uiting. De balken werden in vrolijk blauw geschilderd en boven de deuren in het koorhek werden rijk gesneden panelen aangebracht.
Met de Franse tijd brak een periode van grote armoede aan. Vanaf 1802 werd in het koor de Armenkerk gehouden. Armen die door de stad werden bedeeld met brood en turf, waren verplicht de diensten bij te wonen. Wie nalatig was in het kerkbezoek werd van de bedeling uitgesloten.
Voor het noodzakelijk onderhoud was geen geld. Daardoor was de kerk in 1929 zo vervallen, dat een commissie werd gevormd, die fondsen ging werven voor een restauratie. Die werd uiteindelijk van 1936 tot 1938 gerealiseerd. Nadat in de jaren '60 en '70 van de twintigste eeuw opnieuw grote reparaties waren uitgevoerd, werd in 1985 begonnen met een ingrijpende restauratie.
 |