Bericht: | De ket van Meyer.
Broer Meyer woonde op het Oosteinde in Berkhout en had een bodedienst naar Hoorn. Dat ging toen in de de jaren '50, zoals ook andere vrachtrijders uit de omgeving, meestal nog met paard en wagen. De werkdag van Meyer begon met eerst op de fiets langs de Jaagweg naar de Beemster. De wagen van Meyer stond altijd op het erf van Jongejan, de eerste boerderij direct rechts over de Beemsterbrug, terwijl de ket logeerde in de stal van Jongejans overbuurman Jan Commandeur. Deze laatste boerderij is inmiddels gesloopt.
Broer Meyer ging dan via Berkhout en stopte dan bij huizen met een zichtbaar bordje 'Meyer' achter het raam. Dit was ook van toepassing voor de in de volksmond genoemde Nic Out, de vrachtman, die door Grosthuizen naar het bodecentrum op de Vale Hen in Hoorn ging.
Nic zat redelijk 'comfortabel' in een soort 'cabine' met een half geopend raam waar de leidsels doorheen staken, terwijl Meyer in weer en wind onder een kleine overkapping zat.
In het jaar 1953 was er voor Broer Meyer sprake van twee bijzondere gebeurtenissen.
Op de zaterdagavond (de avond voor de overstromingsramp in Zeeland) was de ket, mede door de storm, niet in staat om de wagen over de Beemsterbrug te trekken, zodat de wagen het weekend op het terrein van Jan Oudt, de wagenmaker op de Kathoek (nu Schoenmaker), heeft gestaan.
Later in dat jaar, op een prachtige zomeravond, op de terugweg vanuit Hoorn, gebeurde het volgende.
De Haarlemse huisgenote van C.A. Bot (Jo genaamd) was zeer begaan met dieren. Zij had 4 of 5 poezen die in de wintermaanden rondom de kachel ieder een eigen bakje hadden en gewoon met de pot meeaten, dus niks geen speciaal kattenvoer.
Ook de ket van Meyer werd door de dierenliefhebster niet vergeten en kreeg ter plekke altijd een half brood; dat werd een dagelijkse gewoonte. De ket, die nogal koppig en onvoorspelbaar was, en wegens bijtincidenten een muilkorf droeg, bleef op het brood wachten en wilde geen poot meer verzetten.
Jo deed altijd het halve brood voor de ket in een trommel op de waterbak achter het huis. Op die bewuste dag was zij dat kennelijk vergeten en Broer kwam met lege handen bij de ket terug. Het gevolg was dat pas na diverse verwoede pogingen en Broer bijna de wanhoop nabij om het dier alsnog in beweging te krijgen, de ket plotseling met een wilde sprong de complete vooras onder de kar vandaan trok en het dier op hol sloeg. In de bocht bij Bertus Tessel, van de Catharinahoeve, waar men op dat moment op het staltje zat (dat wil zeggen: de twee voorste koestallen als zomerverblijf, wat veel boeren deden) zagen het spektakel gebeuren en vlogen meteen met jassen en zwaaiend met een tas de weg op waar de ket al briesend en wel tot bedaren kwam.
De voorover gevallen wagen is toen met vereende krachten naast de weg gesleept en met onze vrachtwagen werden alsnog de resterende goederen afgeleverd. |